H. Hubertus (3 november)

Bron: District België - Nederland

Sint Hubertus (rond 655 - +727, feest 3 november)

In de Monstrans van oktober hebben we over het begin van het klooster Andage door de H. Beregisus gelezen. Vanaf het jaar 825 krijgt het al snel de naam St. Hubert. In het officie van Hubertus leest men: “Talloos zijn de wonderen die hem vandaag nog verheerlijken, vooral die van de bevrijding van bezetenen en de genezing van diegenen die door hondsdolle dieren gebeten zijn.” Ontelbaar zijn ook de kerken, kapellen en verenigingen die St. Hubertus als patroon hebben. Daarom hier een korte levensschets.

Hubertus is de zoon van Hertog Bertrand van Aquitanië. In zijn jeugd wordt hij aan het hof van Theoderik III, zoon van Clovis II, koning van het West-Frankenrijk (Neustrië) opgevoed. Hubertus ontwikkelt zich als een eervolle, wereldse man en een gepassioneerd jager. Ebroïn, een haatdragend paleismeester (hofmeier) weet echter aan dit hof de macht te grijpen. Deze laatste plundert kloosters, doodt verschillende bisschoppen en zet anderen, die hem niet steunen af. Hubertus vlucht voor de tirannie naar Austrasië (het Oost-Frankenrijk), naar Pepijn van Herstal, zijn peter. Pepijn moet het land verdedigen en trekt regelmatig ten strijde tegen naburige heersers. Hubertus volgt Pepijn op zijn tochten. In deze tijd trouwt Hubertus met Floribanna, een deugdzame gravendochter.

Hubertus is vaak op jacht in de bossen van de Ardennen. Op Goede Vrijdag ziet hij er een hert. Het hert dringt al dieper in het woud, tot het niet verder kan. Het draait zich om naar zijn achtervolger. Dan verschijnt tussen het gewei van het hert een kruis en Jezus zegt hem: “Hubertus, hoelang zult ge nog achter de beesten in de bossen jagen? Hoelang zult ge nog door deze passie uw zieleheil vergeten? Weet ge niet dat ge op aarde bent om uw Schepper te kennen en te beminnen en Hem zo eens te bezitten in de hemel? Als gij u niet bekeert tot de Heer door een heilig leven, zult ge in de afgrond van de hel belanden.” Hubertus stijgt van zijn paard en aanbidt het kruis van zijn Meester in het gewei van het hert. Hij neemt het vast en besluit zich helemaal op een christelijk leven toe te leggen. Hij gaat naar de H. Bisschop Lambertus van Maastricht. Zijn vrouw Floribanna sterft bij de geboorte van hun zoon, Floribertus. Dan geeft Hubertus zijn soldatengordel terug aan Koning Theoderik en volgt nu Bisschop Lambertus. Met toestemming van zijn leermeester trekt hij zich als boeteling terug in de eenzaamheid van de Ardennen. In de wildernis wordt hij bekoord door de duivel, maar overwint door Gods hulp.

Volgens een historische niet-betrouwbare vita stuurt Lambertus zijn geliefde leerling Hubertus naar Rome om de graven van de Apostelen te vereren. Terwijl Hubertus in Rome is, wordt de dood van St. Lambertus geopenbaard aan Paus Sergius. Een engel reikt de Paus het kruis van Lambertus over met de opdracht dit aan Hubertus te geven. Paus Sergius vindt hem, deelt hem de dood van zijn meester mee en wijdt hem tot bisschop. Een engel brengt hem een witte, zijden stola met gouddraad versierd. Terwijl daarna Hubertus de H. Mis opdraagt, verschijnt St. Petrus en geeft hem een gouden sleutel om te binden en te ontbinden, en om de mensen van hondsdolheid te genezen naar men zegt. Dan keert hij terug naar Maastricht.

Vanaf ongeveer het jaar 705, wanneer Hubertus zijn episcopaat begint, begint de oudste, betrouwbare vita. Hubertus is een weldoener voor de armen, vertrooster voor weduwen en wezen, een vader voor de zieken en een schrik voor de duivelen. Hij beweent vaak zijn vroeger leven, vooral verlangt hij naar het martelaarschap. Door verschillende visioenen wordt hem gemaand het stoffelijk overschot van Lambertus naar Luik over te brengen. In het jaar 721 of 722 opent hij, in het bijzijn van andere bisschoppen en veel volk, de tombe. Lambertus’ lichaam wordt gaaf, zonder teken van ontbinding, teruggevonden en plechtig naar Luik overgebracht. De bisschopszetel gaat van Maastricht naar Luik. Hubertus trekt zijn bisdom rond, preekt het evangelie aan de heidenen die nog in de Ardennen en de Kempen wonen. Hij vernietigt afgodenbeelden en bouwt heiligdommen voor de ware God.

“In het dorp Gabelio (Givet?) was te weinig water in de rivier voor de schepen om te varen… het water was zoveel gezakt, dat het vee op bepaalde plaatsen oversteken kon waar de beladen schepen in het geheel niet voorbij konden. Toen deze priester dit hoorde zuchtte hij bedroefd: “Wat zullen we nu doen? … Terwijl hij ondertussen zwijgend naar de hemel opziet, zegt hij aan zijn discipelen: “Wie was diegene die bad opdat het drie jaar en zes maanden niet zou regenen, en weer bad en de hemel weer regen gaf?” Daarop zei één van hen: “Elias de profeet.” En hij zei: “Zie, is het niet de levende God, die toen door de verdienste van Elias het gebed verhoorde? Wij vasten en bidden ook, en Hij doet wat Hij wil volgens zijn grote barmhartigheid.” Spoedig week het daglicht, en het duister van de nacht viel in. Dan begon de regen zo overvloedig, dat het niet stopte voordat al de watergolven de rivierbedding en de oevers bedekt hadden.”

Naast andere opzienbarende gebeurtenissen als duiveluitdrijvingen wordt verhaald hoe Hubertus’ vingers verbrijzeld worden door een hamer. Zijn leerlingen werken verder vanuit een boot, maar er komt een storm op, die de boot doet zinken. Door zijn gebed kan iedereen ongedeerd aan wal komen.

Hubertus lijdt aan zijn hand. Hij reciteert daarbij vaak de psalm ‘Miserere mei, Deus’. Op een nacht verschijnt hem een engel van God en zegt: “In gevaren hebt gij mij aanroepen, en heb ik u bevrijd en verhoord.” “In uw moeilijkheden zal ik u aan het eind van dit jaar wegnemen en gij zult mij verheerlijken.” Hubertus prent in zijn geheugen wanneer dit gebeurde en vertelt het aan enkele leerlingen. Hij bidt op het graf van Lambertus en hij bepaalt de plaats in de kerk van de H. Petrus waar hij begraven wil worden.

Dan vragen mensen in Brabant om er hun kerk te consacreren. Hij preekt daarbij drie volle uren. Hij spoort iedereen aan om boete te doen en de geboden te onderhouden. Hij spreekt over de beloning in de hemel en vermaant allen Jezus Christus en deze woorden trouw te blijven. Dezelfde avond vertrekt hij, maar krijgt koude koortsrillingen. Daarom wordt hij naar een huis gebracht, waar hij nog een week te bed ligt en de psalmen bidt. Hij heeft duivelse aanvallen te verduren en kan niet slapen. Een leerling vraagt hij om wijwater, gewijd zout en gewijde olie te brengen tegen de duivel die daarop verdwijnt. Op vrijdag is hij stervend en komt zijn zoon Floribertus aan. Hij heeft juist een credo en Onze Vader gezegd, dan geeft hij zijn geest. Velen komen, treurig over het verlies van hun vader in het geloof, maar blij om zijn grote heiligheid. Het is 30 mei van het jaar 727.

Van Fura in Brabant (men denkt Tervuren) waar hij stierf, wordt zijn lichaam in processie naar Luik overgebracht. Hij wordt begraven daar waar hij het zelf aangeduid heeft in de kerk van de H. Petrus. In 743 wordt op 3 november zijn graf geopend door zijn zoon Floribertus, die hem is opgevolgd als bisschop, en komt er een heerlijke geur uit. In 825 opnieuw vindt Bisschop Walcandus met een grote volksmassa St. Hubertus ook nog zo gaaf als op de dag van zijn begrafenis. Hij laat hem naar het klooster Andage in de Ardennen overbrengen, een grote menigte begeleidt hem. In St. Hubert toont hij zijn macht bij de goede God door ontelbare wonderen. Er komt een ware bedevaart op gang. Zijn relikwie is sinds de Franse revolutie verdwenen, maar zijn herinnering is nog steeds onlosmakelijk met het stadje en haar grote kloosterkerk verbonden. Ieder jaar wordt op zijn feest op 3 november het Hubertusbrood gewijd tegen hondsdolheid. Hij is de patroon van de jagers.

Broeder René Maria

Bronnen: - Acta Sanctorum: 3. November - Ökumenisches Heiligenlexikon bij Hubertus, vita I.

- ‘Les Petits Bollandistes’ door Giry en Mgr. Paul Guerin, Bloud et Barral, Parijs 1878, bij 3 november.

- ‘Belgique Catholique’ deel 1, P. Smet S.J., C.J. Fonteyn, Leuven 1852, blz. 234-237.