De taal der kruisnagelen

Bron: District België - Nederland

Preek van E.H. De Bruyn ter gelegenheid van de Vastenrecollectie op zaterdag 25 februari in de Hemelstraat.

Om naar de preek te luisteren, klik HIER.

Beste retraitanten,

Wij hebben zonet in de eerste conferentie een deel van het lijden van Ons Heer overwogen. In deze preek willen wij nu het laatste deel, de kruisnageling en de kruisdood van Ons Heer wat dieper overwegen. Wij willen niet enkel overwegen, maar ook trachten binnen te dringen in de offergezinning van Jezus Christus, nu wij zo meteen het verlossend lijden en de eeuwige offerande van Gods Zoon in de H. Mis zullen bijwonen.

Alle passietuigen voeren een taal en elk spreekt de zijne. Naar de taal van de kruisnagelen, willen wij thans even luisteren. Ik zal af en toe een commentaar geven van de Franse chirurg Dr. Pierre Barbet, die de lijkwade van Turijn, het doek waarin het lichaam van Ons Heer in gewikkeld lag, bestudeerd heeft.

Het eerste woord van de nagelen is als het ware een klacht: “O wat weegt onze last zwaar”. Deze nagels dragen inderdaad heel het gewicht van de zonde en meer nog van Gods liefde, die de boosheid der zonde nog veel meer overtreft. Heeft ooit op de wereld een geluid geklonken dat duidelijker sprak van onmetelijke liefde? De nagels spannen de armen van Ons Heer open: het gebaar van omhelzing, het gebaar van de liefde. En nee, Ons Heer is hier geen arme stakker, Hij is de oneindige God, die zich vrijwillig offert en vrijwillig zijn handen aan het kruishout laat slaan. Maar het zijn niet zo zeer de nagelen die Hem aan het kruis hechten, maar veeleer zijn liefde!

Aanschouw de aanbiddelijke taal zijner liefde. Bij alle gekruisigden moesten de beulen de handen met geweld op het kruishout drukken om de nagelen erdoor te drijven, maar zie, voor het eerst zien de beulen iemand die zich geheel vrijwillig op het kruishout uitstrekt. “Vader, hier ben ik. Uit liefde tot U Vader, neem deze smart aan die mij te wachten staat.” Dierbaren, sta mij toe een zelf gemaakt scenario hieraan toe te voegen die, al is ze misschien niet voorgevallen, toch beter de offergezinning van Ons Heer toont, waarin wij willen binnendringen. De beulen grijpen de hand van Ons Heer vast die reeds op het kruishout uitgestrekt ligt.  Dan neemt een andere beul de dikke nagel met de hamer. O even laat hij de nagel vallen. Maar Jezus is Hem voor. Met zijn andere nog vrije hand neemt hij de nagel en bied hem de beul aan en kijkt hem met van liefde gloeiende ogen doordringend aan. “Pff wat is dit toch voor een man” denkt de beul bij zich.

Eén enkele zware hamerslag, en de spijker zit al in het hout; enkele energieke slagen drijven hem er stevig in. Ons Heer heeft niet geroepen. Maar zijn gezicht trekt samen en zijn duim sluit zich met een heftige, dwingende beweging in de handpalm, gelijk we dat zien op de lijkwade. Er zijn enkel maar vier vinger zichtbaar. De franse chirurg Barbet kon dit ook vaststellen op pas geamputeerde en dus nog “levende” armen in de dissectiezaal van het hospitaal. De duimen zijn verborgen in de handpalmen. Barbet heeft de reden daarvan begrepen tijdens zijn dissecties : “Zijn middenzenuw werd geraakt. Plots realiseer ik mij wat Hij daardoor ondergaan heeft: een onbeschrijflijke pijn is via zijn vingers als een vuurpijl tot in zijn schouder geschoten en is uiteengespat in zijn hersenen. De verwonding van de grote zenuwbanen is de meest ondraaglijke pijn die een mens kan ondergaan. Bijna altijd veroorzaakt zij bewusteloosheid en dat is een geluk. Jezus echter wou het bewustzijn niet verliezen. (Krachtens zijn godheid, herrinnert u zich: Hij lijdt menselijk, maar bovenmenselijk. Hij wil het bewustzijn niet verliezen. Hij houdt zijn menselijke natuur overeind door zijn godheid.)

En als de zenuw dan nog volledig doorgesneden zou zijn... Maar neen, mijn ervaring wijst uit (met zijn dissectieproeven) dat hij maar gedeeltelijk doorgesneden was. De wonde van de zenuwstam blijft in contact met de spijker. En wanneer even later het lichaam aan die spijker opgehangen wordt, staat de zenuw er strak op gespannen zoals een vioolsnaar op de kam. Bij elke schok, bij elke beweging trilt hij en hernieuwt zo de afschuwelijke pijn”.  

“Vader nee, ik wil niet het bewustzijn verliezen, ik wil lijden Vader uit liefde tot u en uit tot liefde tot de zielen. Voor hen Vader doe ik dit. Neem mijn offer gewillig aan en laat u verzoenen. Wees niet meer kwaad op de zielen, zie ik neem de straf op mij”.

Het tweede woord der nagelen is : “Wij schenken u, zondaar, een heilig en veilig schuiloord”. De door liefde gelsagen wonden van Ons Heer zijn sindsdien een toevlucht bij zonde en bekoring... “In uw wonden verberg mij”, bad Sint lgnatius. Sint Hieronymus beschrijft zijn zielestrijd : hoe het kwaad hem tot in de woestijn en tot midden in de zwaarste boete op de hielen zat... (Epist. ad Eustoch.). “Toen ik nergens hulp vond, ben ik neergezonken vóór Jezus' voeten, ik heb ze met mijn tranen besproeid en met mijn haren gedroogd. Zo had weleer de openbare zondares ook gedaan : ze was gaan knielen vóór de voeten van de Meester en ze had vergiffenis verworven. Toen waren die voeten nog niet doorboord ... , nu dragen ze de nagelwonden als schitterende tekenen van erbarming en liefde.“

“Als mij een schandelijke gedachte bestormt, ren ik naar de wonden van Christus” schrijft Sint Augustinus. Laat ons dierbaren, naar de wonden van Ons Heer gaan en er ons in verbergen.

Het derde woord der nagelen is: “Kruisig uzelve”. Slaat door uw hart de nagel van het berouw... Het is onmogelijk, dat deze liefde die van het kruis afstraalt, uw hart niet raakt. “Het is de kennisname van deze liefde, die wij krachtens het licht van het geloof hebben, die ons de motivatie zal geven en de kracht zal schenken heiligen te worden. Het is de natuurlijke en tegelijk toch de bovennatuurlijke werking van het herkennen van deze liefde.

Hecht uzelf als met nagels aan uw Meester vast. Drijft door uw ziel de nagel der liefde.

Spijkert door uw leven de nagel van uw voornemen niet meer te zondigen: die wil ligge als vastgenageld in u...

Jaagt door uw zinnen de nagel der versterving. Kruisigen schijnt wel zoveel te beduiden als machteloos maken... Zo dachten eenmaal de Joden, toen ze de Meester hadden vastgespijkerd: “Kom nu van uw kruis, indien gij kunt, red nu uzelf.” Zo denkt de wereld... Maar toen Hij machteloos en met vastgenagelde handen op zijn kruis hing, heeft Hij zijn werk voltooid en de wereld verovert. “Regnavit a ligno Deus”- “God regeert vanop het kruis.” Er ligt geen zwakheid, maar er ligt kracht en vreugde in zelfopoffering en versterving. Dat moeten wij ontdekken dierbaren… En Jezus heeft zijn kruis slechts half bezet, hij heeft één kant opengelaten, opdat wij, hart aan hart, met Hem zouden leven, lijden en sterven. Zo worden we ten volle zijn leerlingen, zo vullen we aan, naar Paulus' woord, wat ontbreekt aan Christus' Lijden, voor zijn Lichaam, de Kerk. “Wie Christus wil toebehooren, zegt Paulus, moet zijn vlees kruisigen”, om het leven van de geest te voeden. Als u enkel uw vlees kruisigt, maar uw geest niet voedt, dan geraakt u gefrustreerd, want u zoekt naar vreugde en dat is normaal. Daarom moeten we eerst trachten binnen te dringen in de prachtige wereld van de geloofswaarheden, binnendringen in de vuurzee der goddelijke liefde.

Ons Heer hangt nu aan het kruis. Gij kent de 7 kruiswoorden van Ons Heer.

1. “Vader, vergeef het hun, wat zij weten niet wat zij doen” (Lc 23, 34).

2. “Voorwaar, Ik zeg U, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” (Lc 23, 43). De veroverende kracht van zijn liefde…

3. “Vrouw, zie uw zoon (...) Zie uw moeder (Joh 19, 26-27).

4. “Mijn GOD, mijn GOD, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Mc 15, 34). De totale verlatenheid, die Hij wilde kosten. Hij die met alle zonden beladen was en die tot vloek geworden was voor ons.

5. “Ik heb dorst” (Joh 19, 28). Het is geen bede om zijn lijden wat te verzachten. Nee, het evangelie bericht ons, dat Hij net voor de kruisnageling, de bedwelmende drank niet wilde aannemen, een menging van gal en wijn, die de pijnen moesten verlichten. Nu zegt Hij: “Ik heb dorst”. U begrijpt het, het gaat hier over een andere dorst, een mystieke dorst: de dorst naar zielen, naar liefde…

6. “Het is volbracht!” (Joh 19, 30).

7. “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest” (Lc 23, 46). Hij kiest het moment van zijn sterven.

Om de verstikking tegen te gaan en te ademen, zodat Hij de zeven kruiswoorden kon uitspreken, heeft Ons Heer zich moeten oprichten door op zijn voeten te duwen. Heel de last van zijn lichaam drukte daarbij op de pijnlijke voetwonde.

Aanschouw o mijn ziel, de ontzagelijke liefde van Gods Zoon, die om ons deze troostvolle woorden te spreken, zich nog meer pijnigt. Aanschouw dat goddelijk hart, deze vuurzee van liefde. Geen enkel lijden is te veel, Zijn liefde gaat altijd verder, wil altijd meer.

Jezus hangt uitgeput aan zijn kruis.

Na zoveel folteringen lijkt de onbeweeglijkheid voor dit uitgeput Lichaam bijna een vorm van rust. Zijn trekken zijn strak, zijn bleek gelaat is bedekt met bloed dat overal begint te stollen.

Plotseling wordt hij gegrepen door kramp. Een veralgemeende tetanie doet alle spieren van zijn Lichaam samentrekken. De geoefende blik van de geneesheer twijfelt niet: het hoofd hangt naar voren, zoals we kunnen zien op de afdruk van de voorzijde van de lijkwade van Turijn, omdat de ademhalingsspieren samengetrokken zijn door de tetanie waarin Hij tenslotte gestorven is; de bloedstromen op de armen lopen precies rond de knopen van de arm- en voorarmspieren; de billen zelf zijn vervormd door dezelfde monsterlijke uitsprongen. De buikspieren zijn verhard, net zoals de tussenribspieren en de halsspieren...

De beide grote borstspieren, die de krachtigste ademhalingsspieren zijn, vertonen een gedwongen samentrekking. Heel de borstkas is verhoogd en sterk uitgerokken; de maagkuil is volledig hol door toedoen van deze verhoging en verwijding van de borstkas naar voren en naar buiten toe. De ingewanden zijn naar onderen gedrukt door het middenrif: de onderbuik steekt duidelijk naar voren net boven de gekruiste handen.

Dit zijn de onbetwistbare symptomen van tetanie en verstikking (ik citeer de chirurg Barbet nogmaals): “De lucht wordt piepend opgenomen, maar komt haast niet meer naar buiten. Hij probeert te ademen, neemt maar weinig lucht op en kan niet meer uitademen. Hij smacht naar lucht. Het is te vergelijken met iemand die in een acute astrnacrisis verkeert. Zijn bleke lichaam is langzamerhand rood geworden, daarna purperkleurig, tenslotte blauw. Hij stikt. Zijn longen, barstensvol lucht, kunnen zichzelf niet meer ledigen. Zijn voorhoofd is bezweet, zijn uitpuilende ogen draaien weg. Wat een afschuwelijke pijn moet in zijn hoofd bonken ! Hij gaat sterven...”

Neen! Noch de dorst, noch het bloedverlies, noch de verstikking, noch de pijn zullen dit atletisch lichaam van de Verlosser, God zelf, de baas worden. En indien Hij sterft met deze symptomen, dan sterft Hij toch alleen maar omdat Hij dat zelf wil: Hij heeft immers de macht, zoals Hij aangekondigd heeft, “om zijn leven te geven en het weer terug te nemen”. Het is juist deze vrijwillige dood die de honderdman achteraf vol respect zal doen zeggen: “Deze Man is waarlijk de Zoon van God” (Mt 27,54).

Inderdaad, wat hebben zij gezien, de honderdman en zijn soldaten? Het lijkt alsof we zelf aanwezig zijn bij het gebeuren: langzaam, met een bovennatuurlijke inspanning, zoekt Hij steun op de spijker doorheen zijn voeten. De wreven en knieën komen geleidelijk aan in beweging, en het lichaam verheft zich; de spanning in de armen neemt af, maar ten koste van verschrikkelijke pijnen omdat de zenuwen in de pols over de nagels wrijven. Meteen wijkt de tetanie even, de spieren ontspannen zich (tenminste die van de borst), de longen ontdoen zich van de lucht die binnenin opgehoopt zat en het arme lichaam – gezwollen, bebloed en vervormd – krijgt opnieuw zijn vale kleur. Hij heeft vooral zijn adem teruggevonden! Om wat te doen? Om te spreken. Om enkele woorden uit te stoten met een stem die breekt: “Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen...” (Lc 23, 34).

Nauwelijks heeft Hij dit met een bovenmenselijke inspanning gezegd, of zijn lichaam begint terug omlaag te zakken en de tetanie herneemt. Tot zevenmaal toe verheft Hij zich en spreekt Hij, telkens onderbroken door verstikkingsverschijnselen. De pijnen zijn daarbij onbeschrijflijk. Wij zijn getuige van “de steeds herhaalde verstikking van een ongelukkige die men wurgt en vervolgens terug op adem laat komen, om de marteling te rekken” (Barbet).

Aan dat alles moet men ook nog de ontsteking van de wonden toevoegen.

En over zijn lippen komt geen enkele klacht, tenzij heel zachtjes aan zijn Vader: “Eli, Eli, lamma sabaktani. Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” (Mc 15, 34).

Plotseling, in het besef dat “alles volbracht is” (Jo 19,30), uit Jezus opnieuw een luide kreet: “Mijn Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest!” (Lc. 23,46).

Chirurg Barbet schrijft: « Hij is gestorven op het moment dat Hij het wilde; geen fysiologische theorieën meer nu, alstublieft! » Jezus is gestorven in een mirakel, wat de honderdman zijn geloofsbelijdenis ontlokt: « Waarlijk, deze Man was Gods Zoon » (Mt 27, 54). Vraag maar eens aan iemand die in een acute astmacrisis verkeert om een luide kreet te slaken. Onmogelijk! Waar zou hij de nodige lucht vandaan halen?

Toen, staat er geschreven in het Johannesevangelie, “boog Hij het hoofd en gaf de geest” (Jo 19, 30). Merken wij wel op, er staat geschreven, eerst boog Hij het heeft en dan stierf Hij. Het staat er niet omgekeerd, Hij stierf en boog het hoofd. Neen, het sterven van Jezus is een vrijgekozen sterven, Hij heeft het moment uitgekozen. Alles is volbracht. Hij heeft het bepaald. Op de lijkwade zien wij: “Een ontspannen gelaat, dat zijn sereniteit teruggevonden heeft en dat, ondanks zoveel afgrijselijke wonden, de zachte majesteit uitstraalt van God die daar nog altijd aanwezig is” (Barbet).

Het is heerlijk die goddelijke macht en die goddelijke wilsbesluiten doorheen zijn lijden te beschouwen. Het doet ons doordringen tot in de ontzaggelijke offergezinning van Christus, in de ontzaggelijke waarde van dit oneindig liefdesoffer.

Als men bedenkt dat Jezus al dit lijden en al deze afschuwelijke pijn zijn hele leven lang voorzien heeft, erover gemediteerd heeft, dat Hij dit alles gewild heeft, uit liefde voor onze ziel, om haar te redden... Een subliem woord van de H. Teresia van Lisieux kan onze houding hier tegenover inspireren: « Jezus, laat mij u zeggen dat Gij dwaasheden begaan hebt voor uw kleine bruid. » Ja dwaasheden Heer, dwaasheden uwer liefde. Nu is het aan mij uw liefde te beantwoorden. Amen.