Fiducia Supplicans: de sterke reactie van kardinaal Sarah

Bron: District België - Nederland

Kardinaal Robert Sarah

In een “Kerstboodschap” voor het feest van de Driekoningen heeft kardinaal Robert Sarah een sterke en levendige kritiek geleverd op de Verklaring Fiducia Supplicans die op 18 december werd gepubliceerd door het Dicasterie voor de Geloofsleer.

De hoge prelaat gaat meteen in de aanval: “Sommigen in de media beweren dat de katholieke kerk de zegening van verbintenissen tussen mensen van hetzelfde geslacht aanmoedigt. Ze liegen.... Ze genereren alleen maar dwaling, schandaal, twijfel en teleurstelling.”

Hij vervolgt: “Een recente verklaring van het Dicasterie voor de Geloofsleer, gepubliceerd met de goedkeuring van paus Franciscus, slaagde er niet in om deze fouten te corrigeren en de waarheid bekend te maken. Bovendien heeft ze door haar gebrek aan duidelijkheid de verwarring in de harten van de mensen alleen maar vergroot, en sommigen hebben haar zelfs aangegrepen om hun pogingen tot manipulatie te ondersteunen.”

Merkwaardig genoeg lijkt kardinaal Sarah, die samen met vier andere kardinalen de dubia aan paus Franciscus ondertekende, het debat te willen vermijden: “Laten we niet in discussie gaan met de Fiducia Supplicans Verklaring.”  Maar wat volgt zet een andere toon.

De ernst van de zonde van homoseksualiteit

Na te hebben herinnerd aan de traditionele leer over homoseksualiteit: “daden van homoseksualiteit zijn intrinsiek ongeordend”, bevestigt de Guinese kardinaal dat “elke pastorale benadering die niet aan deze objectieve waarheid herinnert, zou falen in het eerste werk van barmhartigheid, dat de gave van de waarheid is [de onwetenden beleren]. Deze waarheid spoort ons aan tot bekering: 'Ga heen en zondig niet meer' (Joh. 8,11)."

Dan vloeit er verontwaardiging uit zijn pen. Hij merkt op hoe Fiducia Supplicans “schrijft dat de zegen in plaats daarvan bedoeld is voor mensen die 'vragen dat alles wat alles juist, goed en menselijk waardevol is in hun leven en dat hun relaties bekleed, geheeld en verheven worden door de tegenwoordigheid van de Heilige Geest” (n. 31). Hij antwoordt: “Maar wat is goed, waar en menselijk waardevol in een homoseksuele relatie die door de Heilige Schrift en de Traditie gedefinieerd wordt als ernstige verdorvenheid en 'intrinsiek ongeordend'?”

Hij besluit: “Het enige wat we kunnen vragen van mensen die een onnatuurlijke relatie hebben, is zich te bekeren en zich het Woord van God aan te passen.”

De verantwoordelijkheid van de bisschoppen

De voormalige prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst herinnert eraan dat “het Woord van God, overgeleverd door de Heilige Schrift en de Traditie, daarom het enige stevige fundament is, het enige fundament van waarheid waarop elke bisschoppenconferentie een pastorale bediening van barmhartigheid en waarheid moet kunnen bouwen tegenover homoseksuele mensen.”

En hij dankt “de bisschoppenconferenties die dit werk van waarheid al hebben gedaan, in het bijzonder die van Kameroen, Tsjaad, Nigeria, enz., wier beslissingen en ferme oppositie tegen de Fiducia Supplicans ik deel en tot de mijne maak. We moeten andere nationale of regionale bisschoppenconferenties en elke bisschop aanmoedigen hetzelfde te doen.”

Hij gaat zelfs zover om te schrijven: “Daarmee verzetten we ons niet tegen paus Franciscus, maar we verzetten ons krachtig en radicaal tegen een ketterij die de Kerk, het Lichaam van Christus, ernstig ondermijnt, omdat ze in strijd is met het katholieke geloof en de katholieke Traditie.”

De purpurdrager voegt eraan toe: “Het is daarom niet verwonderlijk dat de bisschoppen van Afrika, in hun armoede, vandaag de dag de herauten zijn van deze goddelijke waarheid tegenover de macht en rijkdom van bepaalde bisschoppen van het Westen” die menen wijs te zijn, maar alleen de wijsheid van de wereld bezitten.

De sofismen van de Fiducia Supplicans-zegen

De kardinaal voegt eraan toe: “Sta me toe niet te vervallen in ijdel geharrewar over de betekenis van het woord zegen. Het is duidelijk dat we kunnen bidden voor de zondaar; het is duidelijk dat we God kunnen vragen om zijn bekering. ... Het gebed van de Kerk wordt aan niemand geweigerd. Maar het kan nooit misbruikt worden om een legitimatie te worden van de zonde, van de structuur van de zonde, of zelfs van de nabije gelegenheid van de zonde. Het berouwvolle en boetvaardige hart, zelfs als het nog ver van heiligheid verwijderd is, moet gezegend worden.”

“Maar laten we niet vergeten dat tegenover onbekeerde en verharde harten geen woord van zegen uit de mond van Paulus kwam, maar eerder deze waarschuwing: ‘Door uw verstoktheid en door uw onboetvaardig

hart stapelt ge voor uzelf toorn op tegen de dag van de Toorn en van de komst van het rechtvaardig oordeel Gods. Hij zal ieder naar zijn werken vergelden. (Rom. 2,5-6).

Hij besluit met deze overweging: “De vrijheid die we moeten brengen aan mensen die in homoseksuele verbintenissen leven, ligt in de waarheid van het Woord van God. Hoe zouden we hen durven laten geloven dat het goed en door God gewenst is dat ze in de gevangenis van hun zonde blijven?”