De H. Bonifatius

Bron: District België - Nederland

De H. Bonifatius

(†5 juni 754/755, feestdag: 5 juni)

De H. Bonifatius is van zeer groot belang geweest voor de organisatie en groei van de Kerk in West- Europa.

Bij zijn geboorte rond 673 in Crediton, Wessex, is zijn naam Winfried. Als jonge knaap treedt hij in bij de Benedictijnen en komt naar het klooster in Nutscelle (nu Nursling). Hij wordt een beroemd leraar en zijn bekendheid zal hem later in de Germaanse missie van nut zijn.

In de lente van het jaar 716 steken 12 geestelijken met Winfried als leider per schip de Noordzee over. Als zij landen bij de Friezen zijn deze juist weer onafhankelijk geworden. De leiders van de Friezen zien het christendom als de godsdienst van de Franken, hun vijanden. Daarom worden met de opstand ook de door Willibrord en gezellen gestichte kerkjes verwoest. Winfried ziet de droeve toestand en zoekt de Friese koning Radboud op. Winfried spreekt ongeveer dezelfde taal als zij en komt niet van de Franken. Daarom mag hij van Radboud vrij door de Friese gebieden rondreizen. Hij kan er echter te weinig uitrichten, enkel de gedoopten in het geloof sterken, en keert in de herfst terug naar Engeland.

Winfried is het niet ontgaan hoe elke bekeringspoging die van Petrus’ Stoel uitgaat, steeds de overwinning mag wegdragen, terwijl de andere mislukken. Daarom gaat hij in 718 eerst naar Rome. Hij verblijft er de gehele winter. De 15e mei (feest van Bonifatius, mart.) 719 stuurt de Paus hem: “In Naam van de ondeelbare Drievuldigheid, door het onwankelbaar gezag van de H. Petrus, de Prins der Apostelen, wiens leergezag hij uitoefent, wiens zetel hij bekleedt hem aanstelt en beveelt om aan de heidense volkeren, waartoe hij zal kunnen doordringen het Rijk Gods te brengen, het Evangelie te verkondigen en hen te dopen volgens de wijze, door de H. Stoel hem geleerd.” Zijn zending begint op het feest van Bonifatius. Hij bidt de beschermengelen en vooral St. Michaël om hulp bij de missie. Als Bonifatius in Thüringen werkt, sterft koning Radboud. Nu keert Willibrord terug en honderden Friezen laten zich dopen. Bonifatius komt ook en helpt drie jaren in deze missie die vanuit Utrecht en Antwerpen geleid wordt.

Zwaar is in de missie het vergaren van kleding en voedsel. Bonifatius schrijft hierover in zijn brieven aan medebroeders en zusters in Engeland. Hij schrijft over de stormen en strijd die hij te verduren krijgt, overal vrees, de grillen van valse broeders... “Mijn priesters, die aan de grenzen van de heidenen wonen, leiden een armoedig leven; klederen om zich te dekken hebben zij niet, wanneer zij niet van elders hulp ontvangen.” Maar ondanks de miserie vraagt hij om gebed: “Bid daarom, bid voor al de heidenen, die ons door de Apostolische Stoel zijn toevertrouwd, opdat de Heiland der wereld hen bevrijde van de aanbidding der afgoden en geleidde naar de kinderen der enige moeder, onze Katholieke Kerk, tot eer en lof van zijn Naam, die wil dat allen zalig worden en tot de kennis van de waarheid geraken.”

Slechts drie jaren werkt Bonifatius met Willibrord onder de Friezen, dan moet hij zich op het eigenlijke doel van zijn missie, de Germaanse volken ten oosten van de Rijn, richten. Het grootste deel ervan is bedekt met dichte bossen met vaak heidense kultbomen. Hij gaat naar Hessen, waar hij de enorme Dondereik van de opperste god Thor bij Geismar omhakt. Van het hout maakt hij een kapel. Ontelbaren bekeren en laten zich er dopen.

De Saxers vallen in Thüringen binnen en plunderen het land. Bonifatius gaat erheen, helpt en preekt, de rest bekeert zich. Met dringende brieven smeekt hij in Engeland om gebed, extra missionarissen en zusters, boeken en al wat nodig is voor de eredienst. Velen komen overzee zoals de HH. Winnibald, Wunibald en hun zuster Walburga en de H. Lioba. Deze zusters bewijzen onschatbare diensten door het onderricht van de bekeerde vrouwen en kinderen. Germaanse zonen en dochters treden in en de kloosters groeien.

Beieren wordt nu ook gemissioneerd. In 732 wordt Bonifatius door Paus Gregorius III tot aartsbisschop van heel Duitsland verheven en krijgt het pallium.

Bonifatius sticht zijn aartsbisschoppelijke zetel in Mainz, daarnaast richt hij in Beieren 4 bisdommen op; Salzburg, Regensburg, Passau, en Freising. Ook Hessen en Thüringen deelt hij elk in 4 bisdommen op.

In Frankrijk is er een probleem gegroeid. Karel Martel heeft vaak soldaten als bisschoppen en abten aangesteld, zodat deze hem daarna zouden helpen de oorlogen te financieren, maar dit waren meer jagers en uitbuiters van het volk dan goede geestelijken.

Pas zijn zonen Karloman en Pepijn ondersteunen Bonifatius, zodat hij enkele Frankische concilies kan bijeenroepen om slechte bisschoppen en abten te verwijderen en door goeden te vervangen. Pepijn de Korte wordt door Bonifatius te Soissons tot koning van de Franken gewijd. Daarmee gaat de heerschappij over van de Merovingers naar de Karolingers, waaruit iets later Karel de Grote zal voortkomen.

Ook in Duitsland houdt hij de eerste Duitse concilies en bindt de Duitse Kerk stevig aan het gezag van Rome. Willibrordus wenst aan het eind van zijn leven Bonifatius als zijn opvolger voor Utrecht.

Bonifatius stuurt één van zijn beste leerlingen, de H. Gregorius, daarheen om er de kloosterschool en het bisdom te leiden.

Een andere leerling, de H. Sturm, een Beierse jongeling, laat hij in de wouden naar het noorden toe een geschikte plek zoeken voor de stichting van een abdij. Sturm vindt tenslotte een plaats die de zegen van Bonifatius krijgt. Zo verrijst de later zo beroemde abdij van Fulda, de bakermat van veel kloosters en scholen in Duitsland.

Bonifatius voelt zijn einde naderen. Hij roept zijn priesters en bisschoppen te Mainz bijeen, draagt zijne waardigheid als aartsbisschop van Mainz over op de H. Lullus en zegt: “Mijn zoon, reeds nadert de dag mijner ontbinding. Nu moet ik de plaats zoeken, waar ik zal sterven; daar moet ik de handen vinden, die mij als een slachtoffer zullen ter dood brengen; daar moet ik Christus bidden dat Hij mij als een aangenaam offer op zijn altaar neme. Gij zult de bouw der kerken in Thüringen, waarmede ik begonnen was, voleinden; gij zult het volk van het bijgeloof, waardoor het nog van God afdwaalt, terugroepen; gij zult de kerk aan de Fulda afbouwen en daar, als ik gestorven ben, mijn lichaam ter aarde bestellen.”

In het voorjaar van 754 of 755 varen 12 geestelijken met Bonifatius als leider de Rijn af tot de monding van de IJssel. Er komen ook gewapende lijfknechten bij, waardoor hun aantal tot 52 groeit. Bonifatius heeft aan de rivier de Borne, vlakbij het gehucht Dockinchirica, zijn tenten opgeslagen en wil in de Pinksterweek het sacrament van het Vormsel toedienen aan de Christenen. Het is 5 juni. In de ochtend komt er echter een grote troep gewapende Friezen die hen aanvalt. Bonifatius roept: “Gaat moedig en mannelijk met mij in de dood! Gaat uit liefde tot Hem, die voor ons geleden heeft, opdat wij met Hem ter eeuwige vreugde mogen ingaan!” Dan wordt hij gedood. Hij heeft volgens een ooggetuige met een boek de slag op zijn hoofd willen afweren.

De Friezen uit de streek zijn verontwaardigd door deze aanval en de meesten bekeren zich. Bonifatius wordt in Fulda, in het midden van Duitsland, begraven zoals hij wenste. Hij wordt vanaf zijn dood als heilige vereerd in Engeland, de Nederlanden en Duitsland, waarvan hij de patroon is. Bij Dokkum op de plaats waar Bonifatius gedood werd laat koning Pepijn een kerk ter ere van St. Paulus en Bonifatius bouwen. Enkele relikwieën van Bonifatius hebben altijd in de kerk berust tot aan het protestantisme.

Dan zijn ze bewaard door de edele Familie Peyma, later door de Jesuïten. Op 11 juni 1874 wordt de feestdag van Bonifatius door de Paus over de gehele Kerk uitgebreid. Twee jaar later zijn er opnieuw bedevaarten naar de heropgebouwde kerk te Dokkum, die tot vandaag de dag voortduren.

Broeder René Maria

 

BRONNEN:

Kronenburg, Neerlands Heiligen in vroeger eeuwen. Deel 3. (Uitgeverij Bekker, Amsterdam 1898).

(en andere bronnen)