Prelaat Mäder: Vastentijd: u moet denken!

Bron: District België - Nederland

Prälat Mäder

Prelaat Robert Mäder is in 1875 in de plaats Wolfwil (CH) geboren. Na zijn priesterwijding in 1899 werkte hij eerst als kapelaan in Biberist en daarna als pastoor in Mümliswil. In 1912 werd hij aangesteld als hoofdpastoor van de H. Geestkerk te Basel. Hij droeg met eer de naam van een buitengewone predikant. Zijn machtige taal, zijn doeltreffende gedachten, zijn onomstotelijk Rooms Katholiek standpunt en zijn profetisch vooruitzicht geven ook aan zijn artikelen, brochures en boeken een blijvende waarde. Zijn stem doet ons denken aan een profeet die onvoorwaardelijk de rechten van God en de plichten van de mensen voorhoudt. Hij ontving daarom niet ten onrechte de naam ‘donderaar van de H. Geest’. Zijn levensideaal was de verkondiging van het christelijk geloof in zijn volle glans en omvang, zonder verzwakking, zonder inkrimping. Daarmee blijven de woorden van Prelaat Mäder ook nu nog, 79 jaar na zijn dood, hun volle kracht en dringende actualiteit behouden.


Deel 1: Vastentijd: U moet denken!

“Het leven is één ononderbroken examen, vanaf de geboorte tot de dood toe. Tijdens dat examen keurt God de mens grondig en geduldig, nauwkeurig en wetenschappelijk, om te zien hoe de relatie is tussen het schepsel en Hem, de Schepper en Verlosser; om te weten of het zijn eeuwig geluk zoekt in Hem of in zichzelf; om te weten of dat werk van Zijn handen de kant van Satan, Zijn tegenstander, uit wil gaan of zich naar Hem toe zal keren. Een andere waarde en een ander doel heeft ons kleine bestaan op deze aarde met zijn kleine genoegens en tegenslagen, zijn kleine woorden en werken niet.”

Nooit wordt die gedachte ons zo sterk bewust als in de vastentijd. Vastentijd is examentijd. En Pasen met de Paasbiecht en de Paascommunie, dat is het einddiploma daarna. Dat zegt ons, of we rijp zijn voor de hemel of voor de hel. Want een derde einddiploma is er uiteindelijk niet. We zijn ófwel rijp voor Onze Lieve Heer, óf rijp voor de duivel. De examentijd is altijd een ernstige tijd. Het gaat om de toekomst. En hier gaat het om de eeuwige toekomst. Daarom mag de vastentijd geen tijd van het kerkelijk jaar zijn die zomaar, spoorloos, aan ons voorbijgaat. Neen, de vastentijd moet een zuiver persoonlijke ervaring worden.

Allereerst moet de Vasten de tijd zijn waarin we weer katholiek leren denken. De mens is mens, omdat hij denkt. Daardoor onderscheidt de mens zich van de hele schepping: van de levenloze materie, de planten- en de dierenwereld. De stof denkt niet, de plant denkt niet, het dier denkt niet. De mens denkt. Daardoor onderscheiden mensen zich van mensen. Er zijn heidenen, omdat er mensen zijn die materialistisch denken. Er zijn christenen, omdat er mensen zijn die als Christus denken. Er zijn katholieken, omdat er mensen zijn die denken zoals de katholieke Kerk. Wat de mensen tot uiteenlopende eigen persoonlijkheden maakt, dat zijn op de eerste plaats hun gedachten. De mens is wat hij denkt.

We moeten nog verder onderscheiden. Er zijn mensen die wel over iets beginnen te denken, maar die hun gedachten niet tot de bodem toe uitdiepen. Het ontbreekt hun aan logisch inzicht. Ze bidden de katholieke geloofsbelijdenis, maar het geloof leeft bij hen slechts in het onderbewustzijn, in een halve sluimer. In hun bewuste doen en laten lijken ze wel heidenen. In hun gedachtenleven van elke dag komt God niet of maar uiterst zelden voor. Ze houden zich niet of nauwelijks bezig met God, Christus, Kerk en eeuwigheid. Ze denken alleen maar aan eten, drinken, werken, spelen en slapen. Deze mensen hebben ogen en ze zien niet, oren en ze horen niet, kortom, het zijn katholieken die niet katholiek kunnen denken.

Zulke katholieken vormen tegenwoordig de meerderheid. De onwetendheid op godsdienstig gebied, zo heeft Kardinaal Mermillod al geschreven, is een van de verschrikkelijkste feiten in onze moderne tijd. “De idee van het bovennatuurlijke, bij wie leeft die nog? Bij bijna niemand meer.” Het dagelijks leven wordt beheerst door de ideeën van het materialisme, liberalisme en socialisme, maar niet door die van het katholicisme. Laten we eens een willekeurig uur uit het leven van elke dag nemen. Hoeveel bovennatuurlijks is daarin te vinden? Hoeveel bewustzijn van Gods tegenwoordigheid? Hoeveel gericht-zijn op de eeuwigheid? Hoeveel denken aan de Eucharistie, aan Christus, de Gekruisigde, en aan Maria? Mermillod had gelijk: praktisch is het bovennatuurlijke bijna helemaal dood. Dat is een van de oorzaken waardoor het katholicisme zo weinig stootkracht heeft. Katholieke opvattingen slaan nu eenmaal niet meer aan. “De waarheid is zoek onder de mensenkinderen.” (Psalm 11, 2)

Wat moeten wij dan doen? De mensen weer opvoeden tot katholiek denken, katholiek nadenken. Maar hoe? Door het juiste katholieke denken voor te houden, door de grote, eeuwige waarheden te prediken: God, Christus, Kerk, eeuwigheid. Door altijd maar weer terug te komen op het fundamentele, enig noodzakelijke, alleenzaligmakende: dat we op aarde zijn om God te kennen en te beminnen, om Hem te dienen en daardoor in de hemel te komen; dat men gered of verdoemd wordt zonder derde mogelijkheid; dat de doodzonde het grootste ongeluk is; dat het geloof volstrekt noodzakelijk is ter zaligheid; dat we zonder de genade niets verdienstelijks kunnen doen; dat er buiten de Kerk geen zaligheid is. Dat nu wil vooral de vastentijd: het volk de grote, eeuwige waarheden weer voorhouden.

Het is echter niet genoeg, alleen maar voor te houden. Bij het voorhouden van prediker en schrijver hoort ook, van de kant van de toehoorder en lezer, het overwegen. Maar dat wordt door velen, misschien de meesten, vergeten. De preek is na het Amen niet afgelopen, evenmin als de maaltijd na het dekken van de tafel al is afgelopen. We moeten ook eten! We moeten de waarheid ook verwerken. We moeten ze verteren en omzetten in eigen vlees en bloed. We moeten ervoor zorgen dat ze ons geestelijk eigendom wordt. Daarom vergelijkt Christus de waarheid met het brood: “De mens leeft niet alleen van brood, maar van ieder woord dat uit Gods mond komt”. (Mt.4, 4.

Daar vloeit uit voort dat het noodzakelijk is te mediteren, d.w.z. zich door overweging te verdiepen in de goddelijke waarheden. Het is niet voldoende de waarheid maar eens te hebben gehoord. Wie ze maar ééns hoort, vergeet ze weer. Het gaat erom het gehoorde niet meer te vergeten, maar te onthouden. Maar dat kan slechts doordat je van de waarheid een idee maakt die met je één wordt, zielséén, en waar je steeds maar weer op terugkomt. Enkel een weldoordachte waarheid is er een waarvan je bezeten kunt zijn. En slechts een waarheid waarvan je bezeten bent, is een levende waarheid, die ontzag wekt. De preekstoel fungeert vergeefs, als het daardoor niet lukt de toehoorders op te voeden tot een beetje overweging, d.w.z. tot ernstig nadenken.

De moeder van de H. Don Bosco nam eens een arme, doornatte ambachtsgezel in haar huis op. Na hem gul te hebben onthaald, bad ze met hem het avondgebed en gaf hem daarna, voor het inslapen, een paar goede gedachten ter overweging mee. Later werd in de huizen van Don Bosco de dag nooit meer beëindigd zonder dat de huisvader de zijnen een goede gedachte meegaf. Het minimum van meditatie is: niet inslapen zonder een goede gedachte. Wie van plan is om meer te doen dan het minimum, die zal bij zichzelf zeggen: geen morgen, geen dag zonder een kwartier, zonder tien of tenminste vijf minuten ernstig biddend nadenken over een godsdienstige waarheid. Vooral de zondag is daarvoor aangewezen. De zondag is geen dag van verstrooiing, maar van ingekeerdheid. Het is een dag van overweging, van nadenken, zorgvuldig nadenken, om dan de conclusie te trekken.

Het eerste voornemen voor de Vasten zal dus zijn: meer nadenken, minder verstrooiing, meer ingekeerdheid. Geen dag zonder een minimum meditatie! Geen avond zonder ons vóór het inslapen met een goede gedachte bezig te houden. Wat de lectuur betreft: boeken lezen van schrijvers die denken! De gedachteloosheid heeft de moderne maatschappij aan de rand van de afgrond gebracht. Beda Weber heeft eens gezegd: “Half denken voert naar de duivel. Helemaal doordenken echter leidt naar God”.

Ik doe er nog bij: helemaal doordenken brengt naar Christus, naar de Kerk, naar Rome. Doordenken tot het einde toe voert naar de hemel. Doordenken is denken met overleg, is christelijk denken, katholiek denken.

(wordt vervolgd...)