De geest van de Paasweek en het 'O filii et filiae'

Bron: District België - Nederland

"Dit is de dag, die de Heer heeft gemaakt; laten wij daarom jubelen en ons verblijden. Looft de Heer want Hij is goed, want eeuwig duurt Zijn Barmhartigheid. Alleluja!" (Psalm 117)

Een geheim zo verheven, zo uitermate rijk aan inhoud als het heerlijk Paasgeheim, heeft om het overeenkomstig zijn waarde te vieren, aan één dag niet genoeg!

Zoals de Paasfeest-viering van het Oude Verbond acht dagen duurde, zo viert ook de H. Kerk een week lang Pasen. Heel deze week hebben wij liturgisch te beschouwen als één doorlopende feestdag ter ere van de verrezen Verlosser, die wij vieren om Zijn glorie - en loven en danken voor de onschatbare weldaad ons geschonken in de bewerking van ons geestelijk Pasen: onze opstanding uit de dood der zonde tot het leven van de genade, door het H. Doopsel.

Op dit laatste komt de Liturgie van de H. Kerk zo dikwijls terug, dat men bijna geneigd is te zeggen dat de viering van Christus' Verrijzenis naar het lichaam overstemd wordt door deze van onze geestelijke opstanding - dat de Paasviering overstemd wordt door de Doopfeest-viering.

Toch wordt een en ander zeer begrijpelijk, wanneer men rekening houdt met de kerkgebruiken van de oude tijden: Toen eerst kwam de Liturgie van de Paasweek ten volle tot haar recht, omdat men in de Paasnacht het H. Doopsel toediende. Toen viel Christus' Verrijzenis naar het lichaam inderdaad ten volle samen met die van onze opstanding naar de ziel. Toen was Christus' Pasen in de volste zin van het woord het geestelijk Pasen van Zijn volgelingen.

Iedere dag van de Paasweek trokken de nieuwgedoopten in hun wit doopkleed, een brandende kaars in de hand, ter kerke, om er de Plechtigheden bij te wonen en onder de H. Mis te communiceren. Paas- en Doopfeest waren toen één. 


Iedere dag van de week heeft een eigen Misformulier, waarin sprake is van Jezus' Opstanding en de verheven genaden door dit Geheim bewerkt in de harten van hen, die in het H. Doopsel met Christus verrezen zijn. 

Het introitus is een vreugdevol herdenken van de weldaad van onze geestelijke opstanding, terwijl het volgvers een opwekking bevat tot lof en dankbaarheid tegenover God.

De verschillende oraties herinneren eveneens aan Jezus' Verrijzenis, aan de geestelijke weldaden, welke deze ons bracht - en vraagt daarmee overeenkomende genaden. 

De epistels en evangelies spreken op hun beurt van Jezus' en onze verrijzenis: de Kerk is er vol van, en gevoelt behoefte ons in deze dagen ons er vaak over te verhalen. Dat is ook de eerste reden waarom de Kerk juist Verrijzenis- en Doopverhalen voor Epistel en Evangelie uitkoos. Ook beoogt zij met de verhalen over Jezus' Opstanding, deze laatste voor ons te betuigen als een vaststaand geschiedkundig feit - dit tot bevestiging en versterking van ons geloof, dat zonder Jezus' Verrijzenis ijdel zou zijn. 


Laten wij nu praktisch zijn in onze godsvrucht! Ook wij hebben - zij het dan wellicht lang geleden en ook niet in de Paasnacht - ook wij hebben de verheven genade van het Doopsel ontvangen -  ook wij zijn eenmaal door Christus opgewekt uit de dood van de zonde tot het geestelijk leven van de genade - ook wij zijn eenmaal met Christus gestorven, met Christus verrezen: laten wij dan met de H. Kerk deze dagen van de Paasweek gebruiken om God onze dank te betuigen voor de bewerking van ons geestelijk Pasen in het H. Doopsel! Het is de genade der genaden, en toch ... hoe weinig wordt er aan gedacht!

Deze praktische overweging, waardoor wij volkomen treden in de geest van de H. Kerk, zal ons de Liturgie van de Paasweek beter doen begrijpen, inniger doen meevieren en smaken, tot vooruitgang van ons geestelijk leven.

(Uit: Oscar Huf S.J., Het Goede Week en Paasweek-officie, volgens brevier, missaal en pontificale)